Stelposten afrekenen, hoe heurt het?

Geplaatst op 28 nov 2019 Stelposten afrekenen, hoe heurt het?

De afrekening van stelposten is een onderwerp dat geregeld voor discussie en verwarring zorgt, met name als de uitgaven ten laste van de stelpost lager zijn dan het begrote bedrag. Welk bedrag moet worden terug gegeven? Dat komt omdat de bepalingen over stelposten in de meest gebruikte algemene bouwvoorwaarden (UAV 2012 en AVA 2013) onduidelijk zijn geformuleerd. Maar ook omdat de stelpost bij het sluiten van de overeenkomst vaak op een verkeerde manier wordt opgenomen in de begroting. Hoe heurt het eigenlijk?

De theorie:

Zowel de UAV (par. 37) als de AVA (art. 6 lid 4) gaan ervan uit dat stelposten niet in de calculatie van de directe bouwkosten worden opgenomen maar apart worden opgenomen in de begroting, na de staartkosten. De stelpost blijft, zowel bij het sluiten van de overeenkomst als bij de eindafrekening, een aparte post.

De genoemde bouwvoorwaarden gaan er voorts van uit dat uit omschrijving van de stelpost duidelijk blijkt waarop deze betrekking heeft. Gaat het om de aanschaf van bouwstoffen of om het verrichten van werkzaamheden, dan wel het doen van betalingen aan derden? Ook dient uit de stelpost te blijken of de bijkomende kosten, zoals de kosten voor het aanbrengen van de bouwstoffen in het werk, in de stelpost zijn begrepen. De UAV gaan er wel van uit dat de kosten voor het aanbrengen van bouwstoffen in de stelpost zijn begrepen maar die hoofdregel is zodanig ruim geformuleerd dat er volop ruimte voor interpretatie en dus discussie is.

Over de uitgaven ten laste van de stelpost mag de aannemer een provisie rekenen. Dit is redelijk aangezien hij de verantwoordelijkheid neemt voor de materialen en deze ook verwerkt. Bij het overeenkomen van een stelpost dient duidelijk te zijn met welk percentage aannemersprovisie wordt gerekend. In beginsel is een stelpost namelijk een zogeheten “bruto post”. De aannemersvergoeding (10%, tenzij anders overeengekomen) wordt geacht in het bedrag van de stelpost te zitten. Dat wil zeggen dat zowel de kostprijs van de aan te schaffen materialen als de daarover verschuldigde aannemersprovisie ten laste van de stelpost wordt gebracht. Dat is de reden dat over de stelpost geen staartkosten worden berekend. Dat zou immers dubbelop zijn.

Van een stelpost van € 10.000,- voor de aanschaf van bouwstoffen kan dus € 9.090,- daadwerkelijk worden gebruikt voor de aanschaf van materialen. De overige € 910,- is aannemersprovisie. Als de daadwerkelijke uitgaven lager zijn dan de stelpost moet het verschil worden teruggegeven door de aannemer. Dat is een verschil met minderwerk wegens een bestekswijziging waar dat niet volgt uit het systeem van de UAV.

De aannemer loopt bij een lagere besteding de provisie (10 % van het verschil) over het niet bestede deel van de stelpost mis. Echter, par. 35 lid 5 UAV en art. 6 lid 10 AVA bepalen dat, als bij de eindafrekening van het werk blijkt dat het totaalbedrag van het minderwerk het totaalbedrag van het meerwerk overtreft, de aannemer recht heeft op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van die totalen. Als de totale omvang van het werk (dus niet alleen de besteding van een specifieke stelpost) afneemt, is het logisch en billijk dat de aannemer recht op aannemersvergoeding heeft over het verschil.

De praktijk

Tot zover de theorie. In de praktijk worden stelposten vaak in de calculatie van de directe bouwkosten opgenomen zonder duidelijke omschrijving waaruit blijkt welke leveringen en werkzaamheden ten laste van de stelpost zullen worden gebracht en zonder dat duidelijk is of in de stelpost al dan niet een bedrag is opgenomen voor aannemersprovisie.

Als een stelpost in de calculatie is opgenomen worden over die post ook de staartkosten (Algemene kosten, Winst en Risico) in rekening gebracht. Als de stelpost ook aannemersprovisie bevat betaalt de opdrachtgever dus ook staartkosten over de provisie. Dat is niet het uitgangspunt van de UAV en de AVA die er van uitgaan dat er slechts één keer een aannemersvergoeding betaald wordt.

Het is overigens niet zo dat het “not done” is om een stelpost in de begroting op te nemen. Het moet dan wel gaan om een “netto stelpost” waarvan het hele bedrag kan worden gebruikt door de opdrachtgever zonder dat hij over de besteding provisie verschuldigd is. De aannemersvergoeding zit immers al in de staartkosten. Als een stelpost niet helemaal wordt besteed dienen dus ook de staartkosten over het niet bestede deel te worden teruggegeven.

Aanbevelingen:

Hoe een stelpost wordt opgenomen in een begroting maakt niet uit, mits duidelijk is waarop de post betrekking heeft. Met andere woorden; welke kosten ten laste van de stelpost zullen worden gebracht.

Als de stelpost wordt opgenomen in de calculatie van de directe bouwkosten is het in beginsel een “netto post” waarin geen aannemersprovisie hoort te zijn opgenomen.

Het dient bij het sluiten van de overeenkomst duidelijk te zijn waar de aannemersvergoeding zit, in de provisie of in de staartkosten. Als wordt verwacht dat de stelpost niet geheel wordt besteed is het voor de aannemer voordelig te kiezen voor het laagste percentage.

Als een lager bedrag wordt uitgegeven dan begroot moet de aannemer ook de aannemersvergoeding (provisie of staartkosten) teruggeven maar de totale aannemersvergoeding waar de aannemer bij het sluiten van de overeenkomst op mocht rekenen, blijft in stand.

Conclusie:

De afrekening van stelposten vergt wat aandacht. Vooral bij het sluiten de overeenkomst. Als de intenties en afspraken helder zijn is het afrekenen van stelposten eigenlijk best eenvoudig. Om met de fiscus te spreken; “leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker”.

Vragen over dit onderwerp of over andere bouwrecht onderwerpen? Bel mij gerust

Peter Verstegen, bouwrechtadvocaat
06-20411494

Terug naar het nieuwsoverzicht