Bodemverontreiniging: leg het werk stil

Geplaatst op 22 mrt 2016

Bodemverontreiniging: leg het werk stil

Op de dag juist vóórdat de prefab kelder zou worden geplaatst blijkt bij het ontgraven een ernstige bodemverontreiniging (lood, PAK, minerale olie, zink, PCB’s etc.). Onder deze tijdsdruk voert de aannemer de grond af, hetgeen tot extra kosten van ruim € 10.000,-- leidt.

Tussen partijen ontstaat discussie wie deze extra kosten moet dragen. De opdrachtgever stelt zich op het standpunt dat de aannemer niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting bij onvoorziene omstandigheden:

“… de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de noodzaak van een prijsverhoging heeft gewaarschuwd”.

De bedoeling van deze regeling (BW 7:753 lid 3) is dat de opdrachtgever het werk kan beperken.

 

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt op 2 februari 2016 dat de extra kosten geheel ten laste van de aannemer blijven.

Weliswaar had de aannemer voor aanvang van het werk al gemeld “als er niets verstopt is in de grond valt het mee met de kosten en als we van alles tegenkomen met het graven, moeten we dit zo creatief en goedkoop mogelijk oplossen.”

Het Hof vond dit een onvoldoende waarschuwing. Deze mededeling biedt volgens het Hof te weinig aanknopingspunten voor een opdrachtgever om te kunnen beslissen of hij al dan niet gebruik zal/kan maken van de mogelijkheid tot vereenvoudiging van het werk zoals de wet dat bedoelt. De waarschuwing van de aannemer moet hem daartoe meer concreet de gelegenheid bieden.

Dat op de betreffende dag (16 februari 2012) pas tijdens het ontgraven de verontreiniging bleek en alles voor de werkzaamheden van 17 februari 2012 (het plaatsen van de kelder) al was geleverd, geregeld en ingepland doet volgens het Hof niet af aan de verplichting van de aannemer om vooraf te waarschuwen. De door de aannemer op 17 februari 2012 aan de opdrachtgever verstrekte informatie was te laat om als waarschuwing te kunnen gelden. Volgens de genoemde wetsbepaling dient vooraf te worden gewaarschuwd. De waarschuwing nadat de kostenverhoging zich heeft voorgedaan, is te laat.

 

De aannemer heeft nog aangevoerd dat de opdrachtgever geen realistische mogelijkheid had om de kosten te beperken. Immers, alle kosten waren op dat moment reeds gemaakt. Het Hof begrijpt kennelijk niet de strekking van dit verweer van de aannemer. Het Hof stelt hierover simpelweg dat het voor de opdrachtgever toch mogelijk geweest kon zijn om af te zien van het daadwerkelijk plaatsen van de kelder.

 

Het Hof geeft daarbij ook een mening over de planning van de aannemer. De omstandigheid dat er maar één dag zat tussen het ontgraven van de grond en het plaatsen van de kelder is wellicht door de aannemer te dicht op elkaar gepland en dat blijft dan ook voor rekening en risico van de aannemer. Deze te strakke planning – vindt het Hof - ontheft de aannemer niet van de verplichting om de opdrachtgever te waarschuwen en aan de opdrachtgever, zo stelt het Hof:

“… (vervolgens) desgewenst nog enige gelegenheid te bieden om zich te beraden over mogelijkheden om de extra kosten te beperken.”

Geen realistische benadering van het Hof maar misschien was meer uitleg aan het Hof nodig geweest.

 

De aannemer heeft zich in de vingers gesneden door in eerder stadium te melden dat je – in algemeenheid – nooit weet of er in de bodem verontreiniging voorkomt. Het Hof gaat er dan te gemakkelijk aan voorbij dat de aannemer met zijn mededeling “als er niets verstopt is in de grond”  alleen maar bedoelde dat zich in algemeenheid “onvoorziene omstandigheden” kunnen voordoen. Uit niets blijkt dat er een concrete aanleiding was om planningmatig met (het risico van) ernstige bodemverontreiniging rekening te houden.

 

Conclusie: doet zich een onvoorziene omstandigheid voor, dan dient die onverwijld aan de opdrachtgever te worden gemeld met daarbij

  • de vraag of en welke werkzaamheden de opdrachtgever wil laten vervallen;
  • welke besparingen dat bij benadering oplevert;
  • vóór welk tijdstip hij daarover moet beslissen.

 

De hierboven genoemde wettelijke bepaling dat vooraf moet worden gewaarschuwd, wordt blijkens deze uitspraak onverbiddelijk gehanteerd.

Voor eventuele vragen over dit onderwerp: mr. Wim Heijltjes tel. 024-3816690 en heijltjes@heijltjes.nl

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: NL: GHARL: 2016: 677

 

Terug naar het nieuwsoverzicht