Meer/minder-werk (hoe af te prijzen, eenmalige korting)

Geplaatst op 27 sep 2005

Meer/minder-werk (hoe af te prijzen, eenmalige korting)

door Wim Heijltjes
1. Algemeen
Bij aanbestedingen wordt, vaker dan voorheen, door inschrijvers geprobeerd middels een eenmalige korting het werk als laagste inschrijver te bemachtigen. Veelal wil de inschrijver in zijn begroting boven de streep normale bedragen hanteren, juist met het oog op toekomstig meerwerk. Met datzelfde doel kunnen ook (redelijk) normale staartpercentages worden ingevuld.
De scherpte van de aanbieding komt dan tot stand door middel van de eenmalige korting.
Na de gunning blijkt, bij het doen van een prijsopgave voor meer- of minderwerk, er niettemin vaak discussie te ontstaan met de directie c.q. opdrachtgever over de vraag hoe met de eenmalige korting moet worden omgegaan.
2. Prijsvorming bestekswijzigingen volgens de UAV
Onder het begrip “meer- en minderwerk” vallen (tevens) stelposten, verrekenbare hoeveelheden en nog andere posten die in de UAV (§ 35) genoemd staan. In het navolgende beperken wij ons tot meer- en minderwerk in de zin van bestekswijzigingen (§ 36), de andere categorieën m/m-werk kunnen hiervan afgeleid worden.
Het uitgangspunt voor de prijsvorming ingeval van bestekswijzigingen staat in § 36 lid 4:
“bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen.”
Er zijn geen specifieke voorschriften gegeven op welke wijze de bedoelde bedragen of prijzen gevonden moeten worden. De prijsvorming voor bestekswijzigingen die leiden tot meer- danwel tot minderwerk is geheel vrij met dien verstande dat de prijzen redelijk moeten zijn. Dit kan ertoe leiden dat een specifieke meerwerkopgave voor het leveren en aanbrengen van bijv. 2 extra tl-armaturen een hogere eenheidsprijs per armatuur geeft dan bij een meerwerkopdracht van 200 armaturen.
Omgekeerd zal een minderwerkprijs voor slechts enkele armaturen, zeker wanneer die reeds besteld zijn, wellicht erg laag zijn. De redelijkheid van de prijsvorming moet zonodig aangetoond kunnen worden, voor het overige is de prijsvorming tussen partijen geheel vrij.
(de begroting speelt in dit geval geen rol, behalve dat de eenheidsprijzen volgens de begroting een aanwijzing kunnen zijn voor de redelijkheid of onredelijkheid, maar ook andere factoren zoals de hoeveelheid en prijsontwikkelingen in de markt spelen daarbij een rol).
3. Besteksvoorschrift: M/M-werk volgens open begroting
In bestekken wordt vaak het voorschrift aangetroffen dat meer- en minderwerk moet worden verrekend volgens de prijzen in de open begroting. In dat geval is er dus geen sprake meer van vrije prijsvorming op basis van redelijkheid zoals hierboven sub 2 aangegeven, maar moeten de prijzen volgens de begroting worden aangehouden.

De hoogte van de staart kan tweeërlei zijn:
- a. ofwel, zonder bijzonder besteksvoorschrift, naar redelijkheid dus een normale economisch verantwoorde staart;
- b. ofwel kan in het bestek uitdrukkelijk staan dat de staartpercentages volgens de begroting moeten worden aangehouden.
Indien in dit laatste geval met een minimale staart op het werk is ingeschreven, pakt dat natuurlijk voor de aannemer nadelig uit voor het meerwerk. De oplossing lijkt gelegen in het fenomeen ‘eenmalige korting’ waardoor wél voor AK, W + R de normale percentages in de begroting opgenomen kunnen worden.
4. Verdere besteksvoorschriften
Het verschijnsel van de eenmalige korting wordt zijdens opdrachtgevers in bestekken soms weer bestreden door te bepalen dat, als in de begroting een eenmalige korting voorkomt, deze ook bij meer- en minderwerkopgaven naar rato in de staart moet worden opgenomen.
In zo’n geval wordt dus weer het aanvankelijk voor de aannemer gunstig effect van normale staartpercentages teniet gedaan.
De aannemer heeft bij het inschrijven op dit soort bestekken geen keuze. Wel is het belangrijk dit soort besteksbepalingen goed te lezen omdat ze voor het bepalen van een tactische aanpak van de aanbesteding (verwachte rendementsverbetering door meerwerk) van groot belang zijn.
5. De eenmalige korting: wel of niet verrekenbaar?
Indien, zoals in voorgaande alinea beschreven, het bestek een uitdrukkelijk voorschrift geeft dat deze korting ook meegerekend moet worden in de staart van M/M-werk, is de zaak duidelijk.
Als het bestek hierover niets voorschrijft, kan de aannemer voor meer- en minderwerk de normale staartpercentages toepassen zonder korting.
Dit laatste zal gunstig uitpakken bij meerwerk. Bij minderwerk pakt het ongunstig uit maar daarvoor vinden we compensatie.
6. De korting is echt éénmalig
Er zijn een tweetal argumenten waarom de korting in laatstbedoeld geval niet in de meer/minderwerkopgaven hoeft te worden opgenomen:
a. terminologisch: het begrip “eenmalig” duidt erop dat de korting na de gunning is uitgewerkt. De inschrijfprijs is, eventueel na onderhandelingen, een vaste aanneemsom geworden. De korting heeft daarmede zijn werk gedaan en speelt in het vervolg, wegens de aanduiding ‘eenmalig’, geen rol meer. Meer juridisch gesteld: het is de bedoeling van de inschrijver dat de korting een eenmalige is; de opdrachtgever aanvaardt vervolgens deze inschrijving en dus ook de daaraan door de inschrijver gegeven bedoeling. Daarmede wordt deze bedoeling van partijen, onderdeel van de overeenkomst. (De opdrachtgever kan die bedoeling ontkrachten door vooraf in het bestek een andersluidende bepaling op te nemen, zoals hierboven reeds aangegeven).
b. Het beginsel van de gecontracteerde projectomzet. De éénmaligheid van de korting pakt voor de aannemer negatief uit wanneer hij een prijsopgave moet doen voor minderwerk. Dat lijkt, vooral bij véél minderwerk, tot onbillijkheid te leiden ingeval daarover de eenmalige korting niet in de staart meegenomen zou mogen worden teneinde de teruggave aan de opdrachtgever enigszins te verzachten; niettemin zal ook hier consequent de eenmalige korting buiten beschouwing moeten blijven. Het voor de aannemer compenserend element vinden we namelijk in § 35 lid 5 UAV:
“indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en nog te verrekenen minderwerk dat van het reeds verrekende en nog te verrekenen meerwerk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen”.
Uitgangspunt bij het sluiten van de aannemingsovereenkomst is (kennelijk) dat de aannemer recht heeft verkregen op de totale aanneemsom; wanneer uiteindelijk de totale hoeveelheid productie door de opdrachtgever is verlaagd (veel minderwerk) blijft de aannemer ondanks verminderde directe materialen en manuren toch recht houden op de volledige marge zoals die geacht wordt te zijn inbegrepen in de oorspronkelijke aanneemsom. Middels deze 10% wordt dus het nadeel van een verminderde omzet in het project, gecompenseerd door het behoud van een zekere (10%) marge-bijdrage in de dekking van algemene kosten, winst en risico.
Aldus dient de eenmalige korting na de contractsluiting niet verder te worden toegepast, met name niet bij meer- en minderwerkopgaven. De eenmalige korting is verdisconteerd in de totaalopdracht en met name in de marge zoals hierboven sub b. bedoeld en daarmee is het effect van de eenmalige korting uitgewerkt.
7. Jurisprudentie
Vorenstaande vindt steun in de uitspraak van de Raad van Arbitrage d.d. 31 december 1998. Daar ging het om de vraag of voor de vaststelling van verrekenprijzen de eenmalige korting in de staart al-dan-niet zou moeten worden doorgerekend naar de eenheidsprijzen. De Raad komt tot de conclusie dat de eenmalige korting strikt op zichzelf staat en niet procentueel moet worden toegerekend naar de eenheidsprijzen. Voorts wordt in een andere uitspraak, een bindend advies van 26 mei 2000 bepaald met betrekking tot een eenmalige projectkorting:
“Een eenmalige korting is naar zijn aard een bedrag dat in zijn geheel wordt verrekend, ongeacht het verloop van het werk.”
Bij dit laatste wordt wel aangetekend dat onder omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer slechts een zeer beperkt deel van het werk wordt uitgevoerd, de vraag rijst of de toepassing van de volledige korting nog wel redelijk is. Die vraag behoefde verder niet concreet door de bindend adviseur te worden beantwoord nu zich dat niet voordeed.
Onzerzijds kan hierop worden aangevuld dat het mechanisme van § 35 lid 5 zoals hierboven sub 6.b beschreven in beginsel reeds een goede compensatie biedt binnen de bestaande contractsvoorwaarden.
8. Samenvatting
De prijsvorming voor M/M-werk is vrij (mits redelijke prijzen worden gehanteerd) tenzij in het bestek anders wordt voorgeschreven.
De eenmalige korting is met de vaststelling van de aanneemsom uitgewerkt en blijft dus buiten beschouwing voor de berekening van de prijsopgaven voor meer- en minderwerk, tenzij in het bestek uitdrukkelijk staat voorgeschreven dat deze korting wél naar rato in de prijsopgaven voor meer- en minderwerk opgenomen moet worden.
Nadere informatie over dit onderwerp kunt u inwinnen bij Wim Heijltjes.

Telefoon: 024-322 22 55

E-mail: heijltjes@heijltjes.nl

Terug naar het nieuwsoverzicht