Staalprijzen (en andere prijsverhogingen)

Geplaatst op 05 feb 2007

Staalprijzen (en andere prijsverhogingen)

door Wim Heijltjes
Op 18 september 2006 is door de Raad van Arbitrage in hoger beroep uitspraak gedaan over de plotselinge staalprijsverhogingen en de vraag of deze aan de opdrachtgever mogen worden doorberekend.
Zoals bekend hanteert de RvA op grond van § 47 UAV het standpunt dat zo’n kostenstijging mag worden doorberekend aan de opdrachtgever mits het gaat om een (onvoorzienbare) sterke stijging die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen. Dit laatste is van essentieel belang: verhoging van de kosten van het totale werk, men mag dus niet kijken naar (slechts) een onderdeel van het werk. Wat is nu het criterium voor: aanzienlijk?
Hierover is in de bovenbedoelde arbitrage geprocedeerd zowel in eerste instantie als in hoger beroep. In de eerste instantie is in december 2004 door de RvA als criterium aangenomen een kostenstijging van 10% of meer als zijnde aanzienlijk. De RvA ziet een ondergrens van 10% als eigen ondernemersrisico, slechts het meerdere boven de 10% (nogmaals: van de kosten van het totale werk) mag aan de opdrachtgever worden doorbelast.
Inmiddels is door de RvA op 18 september jl. in hoger beroep in dezelfde zaak uitspraak gedaan. Daarin komen 2 opvallende aspecten aan de orde:

- de staalleverancier/onderaannemer wordt geacht als professionele partij in de staalmarkt kennis van zaken te hebben. Gezien de bij het sluiten van de overeenkomst bekende informatie diende de leverancier rekening te houden met hogere prijsfluctuaties dan gebruikelijk in de staalmarkt;
- op basis hiervan komen appèlarbiters tot het oordeel dat het eigen risico van dergelijke fluctuaties gesteld moet worden op 20%. Voor het meerdere mag de staalleverancier de prijsverhoging naar zijn afnemer (de hoofdaannemer) doorbelasten op grond van § 47 UAV.
Gelet op het aldus gegeven criterium dat 20% stijging voor eigen risico dient te worden genomen door een gespecialiseerd bedrijf, kan slechts het meerdere aan de hoofdaannemer worden doorbelast. Voor een meer algemeen aannemersbedrijf, dus niet specialistisch georiënteerd, kan gesteld worden dat het eigen risico 10% bedraagt. Vanuit deze criteria gezien zal zich niet snel de situatie voordoen dat de hoofdaannemer de stijging van de staalprijs op grond van § 47 UAV naar zijn opdrachtgever mag doorbelasten. Een stijging van meer dan 10% van de aanneemsom van het totale werk zal zich, op basis van zo’n onvoorzienbare materiaalprijsstijging, niet spoedig voordoen.
In vorenstaande wordt uitgegaan van toepasselijkheid van de UAV. Uiteraard is het mogelijk dat in de contractvoorwaarden tussen hoofdaannemer en staalleverancier andere c.q. afwijkende bepalingen staan opgenomen. Om op bovenstaande uitspraak te kunnen terugvallen, is dus van doorslaggevend belang of de UAV op de juiste wijze in de overeenkomst tussen de hoofdaannemer en de onderaannemer toepasselijk zijn verklaard.
Om in de toekomst niet door dit soort prijsstijgingen van onderaannemers verrast te worden, valt aan te bevelen om de volgende clausule in de overeenkomsten met onderaannemers en leveranciers (algemene inkoopvoorwaarden van de hoofdaannemer) op te nemen:

- “wijzigingen in prijs, lonen en andere kostenverhogende factoren door welke oorzaak ook waaronder begrepen risico’s zijn niet verrekenbaar tenzij dit in de opdracht uitdrukkelijk anders is bepaald; indien verrekenbaarheid wél in de opdracht/overeenkomst is voorzien mag de onderaannemer/leverancier de prijsstijging slechts doorbelasten indien de verhogingen wettelijk zijn toegestaan alsook slechts voor zover de gestelde verhogingen door de hoofdaannemer op gelijke wijze aan de opdrachtgever kunnen worden doorbelast.”
Nadere informatie over dit onderwerp kunt u inwinnen bij Wim Heijltjes.

Telefoon: 024-322 22 55

E-mail: heijltjes@heijltjes.nl

Terug naar het nieuwsoverzicht