Bouwgeschillen tóch niet verplicht naar burgerlijke rechter

Geplaatst op 25 sep 2012

Bouwgeschillen tóch niet verplicht naar burgerlijke rechter

Op 21 september j.l. heeft de Hoge Raad een voor de bouwsector belangrijke uitspraak gedaan over de mogelijkheid om bouwgeschillen aan de Raad van Arbitrage te kunnen voorleggen in plaats van aan de burgerlijke rechter, waar kennis van bouwkundige zaken veelal ontbreekt.

In de meeste algemene voorwaarden die in de bouw worden gebruikt (bijvoorbeeld de UAV 1989 en de AVA 1992) wordt de Raad van Arbitrage voor de Bouw aangewezen als de instantie die bevoegd is te oordelen over geschillen tussen contractspartijen. Het gerechtshof Leeuwarden besliste in juli 2011 dat een dergelijke bepaling in algemene voorwaarden (een arbitraal beding) die van toepassing zijn op een overeenkomst met een consument altijd als onredelijk bezwarend (oneerlijk) moet worden aangemerkt. De sanctie daarop is dat zo'n bepaling vernietigbaar is zodat de Raad van Arbitrage voor de Bouw niet meer bevoegd is en partijen alsnog naar de burgerlijke rechter moeten voor een oordeel over hun geschil. De Hoge Raad het arrest van het Hof Leeuwarden vernietigd. Een arbitraal beding kan volgens de Hoge Raad wel onredelijk bezwarend zijn maar of dat werkelijk zo is moet aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval worden getoetst. Die toetsing had het Hof Leeuwarden ten onrechte nagelaten.
Een in algemene voorwaarden voorkomend arbitraal beding is niet per definitie onredelijk bezwarend maar wordt op grond van een Europese Richtlijn vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het oordeel dat in een bepaald geval inderdaad sprake is van een oneerlijk beding moet steunen op een specifieke motivering waarin zijn betrokken de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, terwijl stelplicht en bewijslast ter zake in beginsel op de consument rusten.
Naar het oordeel van de Hoge Raad steunde het bestreden oordeel van het hof ten onrechte niet op een waardering van de concrete omstandigheden van het geval. Daardoor werd het arbitraal beding als het ware op de zogeheten 'zwarte lijst' van artikel 6:236 BW (een opsomming van verboden clausules in algemene voorwaarden) geplaatst.
De uitspraak van de Hoge Raad laat onverlet dat er wel een tendens is waarbij arbitrale bedingen steeds vaker en sneller als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Dit past in de neiging naar steeds verder gaande consumentenbescherming, mede ingegeven door Europese Richtlijnen. Het is ook een tegenwicht aan de snelle gebondenheid aan algemene voorwaarden. In de COVO 2010 voorwaarden (onderdeel van de overeenkomst die Bouwgarant voor verbouwingen voorschrijft) wordt de Raad van Arbitrage voor de bouw bijvoorbeeld al niet meer aangewezen als bevoegde instantie.
Het aan te raden de bevoegdheid van Raad van Arbitrage op te nemen in de aannemingsovereenkomst zelf. De consumentenbescherming heeft namelijk alleen betrekking op algemene voorwaarden. Partijen worden geacht over de inhoud van de overeenkomst te hebben onderhandeld en deze bewust te zijn aangegaan zodat een clausule in de aannemingsovereenkomst niet gauw zal worden gezien als een algemene voorwaarde.
Peter Verstegen
24 september 2012

Terug naar het nieuwsoverzicht