Wijziging bodem(voor)recht van de fiscus

Geplaatst op 09 apr 2013

Wijziging bodem(voor)recht van de fiscus
Hieronder volgt een korte uiteenzetting van het bodemrecht en het bodemvoorrecht van de fiscus zoals vastgelegd in de Invorderingswet 1990 alsmede een toelichting op de recente wijziging van deze wet die naar verwachting ingrijpende gevolgen zal hebben voor:
- de wijze waarop ondernemingen worden gefinancierd;
- de borgstellingen die DGA's hebben afgegeven aan de banken die hun onderneming financieren.
Bodemvoorrecht
Inzake de inning van belastingschulden heeft de fiscus een sterke positie ten opzichte van andere schuldeisers van de belastingschuldige. Zo is in de Invorderingswet 1990 bepaald dat de fiscus zich met voorrang kan verhalen op zaken van de belastingschuldige die zich bevinden op de bodem van de belastingschuldige. Bij bodemzaken moet worden gedacht aan zaken die bestemd zijn om langdurig ter plaatse te gebruiken. In de praktijk betekent dit dat inventaris en bepaalde bedrijfsmiddelen zoals machines wel als bodemzaken worden aangemerkt maar voorraden bijvoorbeeld niet. Expliciet is bepaald dat het bodemvoorrecht van de fiscus ook geldt ten aanzien van bodemzaken die zijn verpand.
Bodemrecht
Naast het bodemvoorrecht heeft de fiscus ook de mogelijkheid zich te verhalen op roerende zaken die in eigendom toebehoren aan derden, maar die zich wel bevinden op de bodem van de belastingschuldige. Dit betreft het zogenaamde bodemrecht van de fiscus. Bij de uitoefening van het bodemrecht ontziet de fiscus in beginsel zogenaamd reëel eigendom van derden. Onder reëel eigendom wordt verstaan zaken die zowel juridisch, als in overwegende mate economisch eigendom zijn van een derde. De eigendom van een verhuurder en van een leasemaatschappij die een machine in operationele lease heeft gegeven, zal daarom in de meeste gevallen worden ontzien.
Eigendom met een zekerheidskarakter wordt echter niet aangemerkt als reëel eigendom en derhalve niet ontzien. Dit betekent dat de fiscus wel over zal gaan tot het uitwinnen van de eigendom van de leverancier die heeft geleverd onder eigendomsvoorbehoud, de huurverkoper en de leasemaatschappij die een machine in financieel lease heeft gegeven. Uiteraard dient de fiscus voordat zij over kan gaan tot het uitwinnen van bodemzaken, eerst beslag te leggen op de betreffende zaken.
Bodemverhuurconstructie
De fiscus kan met haar bodem(voor)recht dus de uitoefening van (zekerheids)rechten van andere schuldeisers behoorlijk frustreren. Met name banken hebben hier de laatste jaren tegen geageerd door het toepassen van de zogenaamde bodemverhuurconstructie.
Zodra een onderneming in zwaar weer verkeert, en er geen uitzicht op verbetering is, zal de bank zo snel mogelijk haar zekerheden veilig willen stellen om te voorkomen dat haar zekerheidsrechten worden gefrustreerd door de fiscus. De bank kan dit doen door alle verpande bodemzaken van de bodem af te voeren. Naast dat dit hoge kosten met zich meebrengt, is dit in veel gevallen praktisch gezien niet in korte tijd mogelijk. Zolang de zaken echter op de bodem van de belastingschuldige blijven staan, loopt de bank het risico dat de fiscus bodembeslag legt waarmee bank als pandhouder buiten spel komt te staan.
Een snelle en goedkope oplossing voor dit probleem werd gevonden in de bodemverhuurconstructie. De belastingschuldige verhuurt dan zijn bodem aan de bank waardoor feitelijk de bodem onder de belastingschuldige uit wordt getrokken. Dit kan binnen enkele uren geregeld zijn met als gevolg dat de fiscus geen bodembeslag meer kan leggen omdat er geen sprake meer is van een bodem die in gebruik is door de belastingschuldige. In dat geval grijpt de fiscus dus mis. Deze constructie is door De Hoge Raad getoetst en toegestaan bevonden.
Artikel 22 bis Invorderingswet 1990
Per 1 januari 2013 is de positie van de fiscus echter aanzienlijk versterkt door invoering van artikel 22 bis Invorderingset 1990. In dit artikel is bepaald dat een pandhouder of een derde die geheel of gedeeltelijk recht heeft op een bodemzaak, van te voren bij de fiscus een melding moeten doen als hij voornemens is zijn rechten met betrekking tot bodemzaken uit te oefenen. Dit geldt ook als hij voornemens is om een andere handeling te verrichten of te laten verrichten waardoor die zaken niet meer kwalificeren als bodemzaken zoals bijvoorbeeld het toepassen van de bodemverhuurconstructie.
Nadat een dergelijke melding bij de fiscus is gedaan, mag de pandhouder of derde zijn rechten op de bodemzaak gedurende vier weken niet uitoefenen. Binnen deze termijn mag hij ook geen handelingen verrichten of laten verrichten waardoor de fiscus beperkt wordt in zijn recht met betrekking tot de bodemzaken. Indien de fiscus na een melding niet voornemens is beslag te leggen op de betreffende bodemzaken, stelt de fiscus de betreffende pandhouder of derde hier zo spoedig mogelijk van in kennis. Gedurende vier weken na de dagtekening van de kennisgeving is de pandhouder of derde dan alsnog bevoegd zijn rechten met betrekking tot bodemzaken uit te oefenen. Ook kan hij dan handelingen verrichten dan wel laten verrichten waardoor de zaken niet meer als bodemzaken kwalificeren.
Als de pandhouder of derde niet binnen de termijn van vier weken na dagtekening van de kennisgeving overgaat tot het uitoefenen van zijn rechten, dan dient de procedure opnieuw doorlopen te worden. Er moet een nieuwe melding worden gedaan bij de fiscus waardoor een nieuwe wachttermijn van vier weken ingaat.
Artikel 22 bis Invorderingswet 1990 is van toepassing op belastingschulden die zijn ontstaan na 31 december 2012. Het artikel is tot 1 april 2013 niet van toepassing op pandrechten en andere rechten, bedoeld in artikel 22 bis, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, die zijn ontstaan voor 1 januari 2013.
Conclusie
De positie van de fiscus is versterkt ten koste van andere schuldeisers, meer in het bijzonder de bank. Hiermee is in principe de rangregeling in ere hersteld zoals de wetgever die voor ogen had. Namelijk dat de fiscus zich met voorrang kan verhalen op bodemzaken zonder dat een pandhouder of een derde met zekerheidseigendom het bodem(voor)recht kan frustreren door de zaken van de bodem af te voeren of de bodem onder de zaken vandaan te halen.
Niet ondenkbaar is echter dat deze wijzing zijn weerslag zal hebben op de wijze waarop, en de mate waarin, banken bereid zijn om ondernemingen te financieren. Het toegenomen risico voor banken dat zij zich niet kunnen verhalen op bedongen zekerheden, zullen zij doorberekenen aan de klant als gevolg waarvan de financieringslasten voor ondernemingen zullen stijgen.
Bovendien zullen de DGA's (die veelal borg staan voor de financiering) vaker en voor grotere bedragen geconfronteerd worden met een beroep op de borgstelling door de bank omdat de bank zich niet meer (geheel) kan verhalen op de verpande bodemzaken.
Ook de derde met een zekerheidseigendom zoals de leverancier die levert op krediet maar onder eigendomsvoorbehoud, zal voorzichtiger te werk moeten gaan. Hij zal desondanks het risico lopen dat hij zaken niet retour mag halen als zijn factuur onbetaald blijft. Ook dit risico zal door de leverancier doorberekend worden aan de klant.
Mocht u zich afvragen of de nieuwe wet gevolgen heeft voor de financiering van uw onderneming, dan sta ik u graag te woord.

Terug naar het nieuwsoverzicht