Wederom nieuws over de Wet arbeid vreemdelingen

Geplaatst op 18 dec 2015

De Hoge Raad heeft op 11 december 2015 bepaald dat contractuele bepalingen waarbij boetes bij overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), worden doorgelegd aan een contractspartij, zijn toegestaan.

In mijn nieuwsbrief van oktober 2015 had ik al goed bericht voor niet hardnekkig malafide werkgevers die werden geconfronteerd met Wav-boetes.

Er is nu weer nieuws te melden over de Wav. Dat nieuws komt van de Hoge Raad. De Hoge Raad diende een vraag te beantwoorden die haar werd voorgelegd door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Het Gerechtshof stelde de Hoge Raad een zogenaamde prejudiciële vraag, namelijk:

Is een contractuele bepaling, waarvan nakoming wordt gevorderd, voor zover die bepaling betrekking heeft op de mogelijkheid van verhaal op de medecontractant van een bestuurlijk opgelegde boete krachtens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) vanwege eigen schendingen van bepalingen van die Wet, nietig wegens strijd met de wet, openbare orde of goede zeden als bedoeld in artikel 3:44 BW?'

Alvorens de Hoge Raad die vraag van het Gerechtshof beantwoordt, stelt zij eerst vast dat de Wav ertoe strekt illegalentewerkstelling te bestrijden. Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat de Wav een bijzonder ruime omschrijving hanteert van het begrip 'werkgever'. Eenieder die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten, wordt als werkgever in de zin van de Wav beschouwd.

In de zaak waarover het Gerechtshof en de Hoge Raad dienden te oordelen, was er sprake van een keten van overeenkomsten, waarbij een opdrachtgever, een hoofdaannemer en een onderaannemer betrokken waren. Al die partijen werden als werkgever in de zin van de Wav aangemerkt.

Op grond van de Wav hebben alle werkgevers in de keten (opdrachtgever, hoofdaannemer en onderaannemer) een eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of de te werk gestelde werknemers wel beschikken over een geldige tewerkstellingsvergunning. Indien die ontbreekt, zijn al die werkgevers in de keten in overtreding en kunnen zij worden geconfronteerd met een Wav-boete.

In casu hadden de hoofdaannemer en de onderaannemer echter contractueel vastgelegd dat eventueel aan de hoofdaannemer opgelegde Wav-boetes door de onderaannemer zouden worden betaald. De onderaannemer zou daarmee niet alleen aan haarzelf opgelegde boetes moeten betalen, maar door die contractuele bepaling met de hoofdaannemer, ook met de boetes van de hoofdaannemer.

De Hoge Raad oordeelt allereerst dat in de Wav geen verbod staat om Wav-boetes aan een derde door te leggen. Het doorleggen van de Wav-boetes is evenmin in strijd met de openbare orde of goede zeden zoals bedoeld in artikel 3:40 BW zoals de onderaannemer nog had betoogd.

Volgens de Hoge Raad ontloopt degene die de Wav-boete doorlegt de gevolgen van de overtreding namelijk niet omdat, bij herhaalde overtreding van de Wav, bepaalde werkzaamheden van de overtreder voor een bepaalde periode kunnen worden stilgelegd. Daarmee houden de werkgevers (in de zin van de Wav) hoger in de keten er dus belang bij om zelf toe blijven zien op naleving van de Wav.

Een andere vraag is of het contractuele beding, waarbij de Wav-boete wordt doorgelegd, tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou kunnen zijn. Daarvan is niet snel sprake. Daarvan zou wellicht sprake kunnen zijn als door de verschillende werkgevers in de keten de contractuele bepaling over het doorleggen van de boetes enkel zou zijn opgenomen om het innen van de boetes te bemoeilijken.

Heeft u nog vragen over boetes op grond van de Wet arbeid vreemdelingen, dan kunt u met mij contact opnemen: vandermeeren@heijltjes.nl of op 024-38166660.

Thijs van der Meeren

Terug naar het nieuwsoverzicht